Broze Botten: Veroorzaken hoog proteinehoudende diëten botontkalking?
By Sally Fallon Morell and Mary G. Enig, PhD
Vertaling door Rob Hundscheidt
Een bevestigde 15-20 miljoen Amerikanen lijden aan osteoperose – de uitdunning van het bottengestel en wat leidt tot rugpijn, fracturen, broosheid, vaak samengaand met uitgebreid lijden.
Een theorie die opgeworpen wordt om het voorkomen er van in de VS te verklaren is dat het diëet daar hoog in proteine ligt, vanwege de uitgebreide consumptie van vlees.
De proteine-theorie werd het eerst gepresenteerd in 1968 en werd in 1972 opgevolgd met een onderzoek die de botdichtheid van vegetariërs en vleeseters vegeleek (2). 25 britse lacto-ovo- vegetariërs werden uitgekozen op leeftijd en geslacht met een zelfde aantal omnivoren er bij. De botdichtheid die bepaald werd door het lezen van röntgenfoto’s van het middelste handwortelbeentje / middelhandsbeentje, of middelste kootje van de derde vinger, werd bij vegetariërs beduidend hoger bevonden. Twee jaren later rapporteerde een onderzoek van de Eskimo’s van Noord Alaska, bepaald door een techniek die directe photonen absorptiometrie genoemd wordt, dat het botverlies beduidend hoger lag bij Eskimo’s dan bij blanken en reeds begon op eerdere leeftijd.
Alhoewel groeipatronen en botdichtheid bij kinderen hetzelfde waren voor de twee groepen, werden de Eskimo’s rond de leeftijd van 70 jaar bevonden een botdichtheid te hebben van 15% onder vergelijkbare blanken, en met de vrouwelijke Eskimo’s 30% onder vergelijkbare blanken.
De autheurs van het onderzoek schrijven de afname van botdichtheid toe aan het hoog proteinehoudende diëet van de Eskimo’s, en in het bijzonder het hoge vleesgehalte er van. Sommige onderzoeken met dieren, zoals ook verdere onderzoeken met mensen, geven aan dat diëten die hoog in proteine liggen dit veroorzaken, en indiceren ook een groter verlies aan calcium en dunnere botten dan anderen op laag proteinehoudende regimes.
Maar het pionierend onderzoek van Dr. Weston Price geeft aan dat we de proteinetheorie niet zouden mogen accepteren zonder een verder onderzoek. Dr. Price vond vele bevolkingsgroepen in de wereld die op hoog proteinehoudende diëten leefden. Alhoewel hij niet direct de botdichtheid van hun onderzocht, deed hij dat wel bij hun tanden. Hij bevond dat bevolkingsgroepen die leefden op hoog proteinehoudende dieten – inclucief de Eskimo’s uit Alaska – een hoge immuniteit tot tandverval hadden, dat ze stevig en sterk waren, en praktisch vrij van degeneratieve ziektes. Bevolkingsgroepen die hoofdzakelijk op plantaardige voedsel leefden waren minder robuust en hadden meer tandverval. Pre-Columbiaanse skeletten van amerikaanse indianen wiens diëten overwegend op vlees gebaseerd waren, gaven geen osteoperose aan, terwijl die van Indianen op overwegend vegetarische diëten een hoger voorkomen van osteoperose aangaven, en ook van andere soorten botdegeneratie. De implicatie van het onderzoek van Dr. Price en andere antropologische onderzoeken is, dat op vlees gebaseerde diëten die hoog in proteine liggen beschermen tegen osteoperose. Hoe kunnen we deze tegenstrijdigheid nu verklaren?
Het onderzoek van Dr. Herta Spencer, van het Veterans Administration Hospital in Hines, Illinois, voorziet ons van sleutels. Zij merkt op dat de onderzoeken op dieren en mensen die calciumverlies met hoog proteinehoudende diëten in verbinding brengen, daarvoor geïsoleerde gefragmenteerde aminozuren van melk of eieren gebruiken (4). Haar onderzoeken laten zien dat als proteine in de vorm van vlees wordt gegeven, de personen geen enkele toename in de uitgescheiden calcium laten zien of enigerlei andere beduidende verandering in het serum calcium, zelfs over een lange periode (5). Andere onderzoekers bevonden dat een hoge proteine-inname de calcium absorptie verhoogt als het calcium in het diëet adequaat of hoog lag, maar niet als de calcium inname zo laag was als 500 mg per dag. (6)
De boeken laten zien, dat het lichaam vitamine D voor het gebruik van calcium benodigt, en vitamine A voor beide, de calcium en proteine assimilatie. Proteines die als poeder gegeven worden, ontbreekt het echter aan deze vet-oplosbare co-factors die het lichaam gebruikt voor het behoud en opbouw van gezonde botten.
Van de andere kant is het zo dat synthetische vitamine D een hypercalcemie kan veroorzaken, een stoornis tussen het calcium evenwicht wat leidt tot excessief calcium in het boed en verkalking van de zachte weefsels (7). Synthetische vitamine D die aan commerciële melk wordt toegevoegd heeft niet hetzelfde gezondheidsopleverende effect als vitamine D uit levertraan in de preventie van rachitis en de versterking van de botten.
Vetten, en in het bijzonder dierlijke vetten, voorzien ook in nuttige vitamine K. Deze voedingsstof staat in verbinding met de bloedstolling – personen die niet in staat zijn om vitamine K te gebruiken lijden aan heamophylie en riskeren ongecontroleerd bloeden als ze zich verwonden. Maar vitamine K speelt ook een rol in het metabolisme van de botten. Vitamine K is beter beschikbaar uit het vet wat in zuivel zit dan uit de olie van groenten. Onderzoeken geven aan dat vitamine K completer wordt geabsorbeerd uit groenten die met boter worden geconsumeerd, dan als de groenten gewoon zonder boter worden gegeten (8). Vitamine K wordt ook aangemaakt in de darmflora. Het gebruik van antibiotica kan de productie van vitamine K belemmeren, wat tot botverlies leidt. De consumptie van lacto-gefermenteerde producten zoals yoghurt en ouderwetse zuurkool bevorderen de groei van gezonde flora in de darmen, en dragen daarom zo bij tot gezonde botten.
Vetoplosbare vitamine E speelt ook een rol in de gezondheid van de botten, door het calcium-aanzettingsmechanisme te beschermen tegen vrije mineralen ontwrichting. In een recent onderzoek bevonden onderzoekers van de Purdue Universiteit dat hoge waardes vrije radicalen van omega-6 linoleenzuur (wat principiëel in mais, soya en zonnebloemolie voorkomt) interferreren met de botvorming, maar dat vitamine E de nodige bescherming geeft in een diëet wat hoog in meervoudig onverzadigde olie ligt (9). Daarbij bevonden ze dat hoge waardes aan verzadig vet ook bescherming gaven. Dat klopt, de boosaardige vetten die in tropische olie wordt gevonden, in boter en andere dierlijk vet, spelen een belangrijke rol in de botvorming. Dit kan een grote reden er voor zijn dat bij bevolkingsgroepen in tropische gebieden waar kokosolie en palmolie een groot deel van het diëet uitmaken maar heel weinig osteoperose voorkomt.
Botverlies valt bij vrouwen samen met met de vermindering van oestrogeen en progesteron bij de aanvang van de menopauze. Maar archeologisch onderzoek geeft aan dat menopauze niet noodzakelijkerwijs de osteoperose laat ontstaan. Menslijke skeletten van vrouwen uit de Hugenotentijd tussen de leeftijd van 15 tot 89 jaar die recent in London werden opgegraven, lieten maar een beetje verschil in botdichtheid zien tussen pre-menopausale en post-menopausale vrouwen (10). Alweer kan de rol van dierlijk vet in het diëet deze contradictie verklaren. Vitamine A in dierlijke vetten is absoluut essentiëel voor de gezondheid van het gehele klierensysteem, vandaar de voortdurende productie van regulerende hormonen door het hele leven heen. Hormoonvervangers die vaak voor de preventie tegen osteoperose worden aanbevolen zijn geen ideale vervanging voor de natuurlijke hormonen voor een op de juiste manier gevoed lichaam. Oestrogeen wordt ook gesynthetiseerd in het menselijk / dierlijk (vet-) weefsel (11). Misschien is dit de reden waarom vrouwen van nature uit wat gewicht bij komen in de menopauze. Het extra lichaamsvet voorziet hun van extra oestrogeen en beschermt hun voor botverlies. Het aanhouden van een slank figuur op middelbare leeftijd, oftewel door gewichtsverlies of door liposuctie, levert niet noodzakelijksgewijs gezondheidsvoordelen op. Erg magere vrouwen lopen meer risico op botverlies dan diegenen die het zich goed laten gaan, die gezond voedsel eten en wat dikker worden. (12). Veel vrouwen roken sigaretten om hun gewicht laag te houden, een gewoonte die de oestrogeen-concentratie in het bloed laag houdt, en het effect er van belemmert. (13).
Alleen een rijk gevariëerd diëet kan de vele voedingsstoffen voor het complexe proces leveren dat de integeriteit van onze botten laat behouden. Zuivelproducten, groenten, noten, vlees en ouderwetse bottenboullions voorzien in calcium. Dr. Spencer’s onderzoek geeft aan dat post-menopausale vrouwen ongeveer 1200 mg calcium per dag nodig hebben – 400 mg meer dan de dagelijks aanbevolen dosis van 800 mg (14). 1 Liter volle melk, of 150 gram natuurlijke biologische kaas voorzien in optimale 1200 mg calcium. Personen met een zwakke tolerantie voor melkproducten moeten er extra zorg voor dragen om voldoende diëtisch calcium binnen te krijgen. Vis, kip en runderboullion die bereid wordt met een beetje azijn om calcium er uit te kunnen trekken, zijn uitstekende bronnen, en kunnen gemakkelijk assimileerbare calcium leveren voor pre-industrialiseerde volkeren over de hele wereld. Groene bladgroenten en granen, noten en zaden zijn ook goede bronnen, mits op de juiste manier bereid. Groenten en granen zouden geconsumeerd moeten worden met dierlijk vet zoals boter en eieren; en noten, peulvruchten en granen zouden moeten worden geweekt, gekiemd of moeten laten worden verzuurd om het phytinezuur te neutraliseren, een substantie die de calciumabsorptie kan blokkeren (15).
Vaak wordt de “zure as” als reden opgegeven dat veel vleeshoudende diëten botverlies zouden veroorzaken. Maar vlees voorziet ook in phosfor, wat deze verzuring tegengaat. Phosfor is nodig voor het fosfaatcomponent van het botmateriaal. Vlees is ook een uitstekende bron van vitamine B12, wat een recent ontdekte, maar weinig begrepen rol in het behoud van de integeriteit van de botten speelt.
Plantaardig voedsel zoals fruit, in het bijzonder appels, noten en granen voorzien in boron, wat nodig is voor de omzetting van de vitamine D naar de actieve vorm er van, en voor de vorming van oestrogeen. Het jodium wat in natuurlijk zeezout, zeevoedsel en boter voorkomt, helpt de eierstokken en schildklier gezond te houden, waarvan beide een belangrijke rol in het behoud van de integeriteit van de botten spelen. Het magnesium wat in onverwerkt voedsel wordt gevonden, draagt ook bij tot de gezondheid van de botten, zoals ook het natuurlijk voorkomende fluoride, wat in hard water aanwezig is als natrium fluoride. Chroom kan ook bijdragen tot de gezondheid van de botten door het normaliseren van de insuline-activiteit. Type-I diabetes patiënten neigen tot osteoperose. Chroom picolinaat werd bevonden als reducerend werkend op de hoeveeheid calcium die er in de urine werd gevonden, en kan daarom tegen botverlies beschermen (17). Geraffineerde koolhydraten zoals suiker en witte bloem kunnen chroom gebrek veroorzaken.
Het natrium fluoride wat aan drinkwater wordt toegevoegd is echter een van de substanties die schadelijk zijn voor onze botten. Het veroorzaakt een ogenschijnlijke toename in botmassa, maar de botstructuur wordt abnormaal en zwak (18). Recente onderzoeken geven aan dat heupfracturen meer voorkomen in gebieden waar het water gefluorideerd wordt (19).
De latere doktor Dr. Melvin Page demonstreerde dat de consumptie van suiker de natuurlijke homeostase van calcium en phosfor in het bloed ontwricht. Normaal zijn deze mineralen in een precieze verhouding van 10 tot 4 aanwezig. De consumptie van suiker veroorzaakt het serum phosfor toe te nemen en het calcium te laten stijgen (20). Het excessieve serum calcium, wat uit de botten en tanden getrokken wordt, kan niet volledig gebruikt worden omdat de phosforwaardes te laag zijn. Het wordt dan uitgescheiden in de urine of opgeslagen in abnormale afzettingen zoals nierstenen en galstenen. Caffeïne ontregelt ook het natuurlijk evenwicht van calcium en phosfor, en veroorzaakt dat er vermeerderd calcium in de urine wordt uitgescheiden. Het phosforzuur in limonades is een grote oorzaak van calciumgebrek bij kinderen en osteoperose bij volwassenen (21). Aluminium afkomstig van antacides, conservenblikken en milieuvervuiling dragen ook bij tot verlies aan botmassa (22).
Osteoperse wordt vaak in verband gebracht met de excessieve consumptie van alcohol (23), dit is de waarschijnlijke oorzaak voor het verlies van botmassa bij Eskimo’s, die erg tot alcolholisme neigen. Het feit dat de Eskimo’s carnivoor moeten zijn kan ook hun neiging tot beide, alcoholisme en verlies aan botmassa verklaren. Geïsoleerd levende bevolkingsgroepen zoals Eskimo’s en mensen van de Ierse zeekust wiens traditionele diëet voornamelijk rijk aan visolie was, hebben gebrek aan de ont-verzadigende enzymes die noodzakelijk zijn voor het produceren van erg lange hoog-onverzadigde vetzuren die nodig zijn voor de productie van prostaglandines (24). Mensen met voorouders uit de Noorpoolcircel of van de zeekust zouden er wijs aan doen hun diëet met levertraan te supplementeren, wat een rijke bron aan lange vetzuren is, die nodig zijn voor vrijwel ieder metabolisch proces.
Zelfs kleine veranderingen in het oorspronkelijke diëet van carnivore bevolkingsgroepen veranderen hun gevoeligheid tot degeneratieve ziektes zoals osteoperose an alcoholisme. Een recent artikel over de canadese Inuït Indianen geeft aan dat commerciëel voedsel zoals jam, witbrood en pindakaas enigerlei vlees in hun diëet heeft vervangen, zelfs terwijl ze verder een traditionele levensstijl aan houden (25).
Het onderzoek uit 1972 wat britse vegetariërs en omnivoren vergelijkt roept op voor verder commentaar. De botdichtheidsbepalingen door middel van absorptiometrie of röntgenstraling zijn erg onderheving aan vergissingen (26), vooral bij ongeblindeerde onderzoeken, waar onderzoekers vooringenomen kunnen zijn naar het verkrijgen van vooraf bepaalde resultaten. Personen werden hoofdzakelijk op leeftijd, lengte en geslacht uitgezocht, maar niet op lichaamsbouw en diëtische gewoontes zoals roken, suiker-, koffie-, en alcoholconsumptie. Een groep carnivoren die roken, drinken, en een calcium-arm diëet hebben uit geraffineerde koolhydraten, zullen natuurlijk een grotere kans hebben aan botverlies te lijden dan een groep gezondheids-bewuste lacto-ovo-vegetartiërs die ruimschoots zuivelproducten consumeren. (Britse vegetariërs hebben in feite de neiging om zeer gezondheidsbewust te zijn, en vermijden niet alleen vlees maar ook alcohol, sigaretten, koffie en limonades, niet zoals amerikaanse vegetariërs, die begrijpen het belang van een calciumrijk diëet met onverwerkte zuivelproducten, en eten veel melk, kaas, boter en eieren.)
Toen onderzoekers de effecten van veel vlees bevattende diëten vergeleken met normale diëten bij dezelfde personen, werden er geen nadelige effecten gevonden, zelfs niet over langere tijd (27).
Personen die het beter vinden om op veel vlees bevattenden diëten te leven hoeven zich daarom geen zorgen te maken over osteoperose, zo lang als hun diëet voldoende complementaire vetten bevat en een verscheidenheid aan ander op de juiste manier bereid en onverwerkt voedsel.
🖨️ Print post
Leave a Reply